Essays over identiteit, nabootsing en geweld
Roman
Gatsby en de furieuze politieman – roman- en filmfragment
“Nick had met bewonderende belangstelling gezien hoe Gatsby wegkwam met te hard rijden …”
Uit mijn essay over ‘The Great Gatsby’
Korte situering
The Great Gatsby (1925) van Scott Fitzgerald speelt zich af in New York in de ‘roaring twenties’, de wilde jaren 20 van de vorige eeuw. Nick is door een toeval de buurman geworden van de superrijke Gatsby. Een mysterieuze man die elk weekend fantastische feestjes organiseert met gratis eten en drank en live muziek en dans … Hij wordt op een van die feestjes uitgenodigd en leert er Gatsby kennen. Na nog een paar feestjes wordt hij opgehaald door Gatsby voor een lunch in de stad in de prachtige wagen van de miljonair.
Wie is die Gatsby? Het meest verontrustende is dat Gatsby zijn gasten vermaakt met een overvloed aan alcohol in een tijd waarin alcohol bij wet verboden is. Is hij een van die beruchte bootleggers die machtig en rijk zijn geworden door illegaal alcohol te verkopen? Veel rijke en bekende mensen uit New York komen naar Gatsby’s met alcohol overgoten feesten. Maar ondanks de wijdverbreide populariteit van deze luidruchtige feesten, lijkt de politie niet te weten wat zich daar elk weekend afspeelt. Hoe kan dat?
De eerste keer dat een politieagent in het verhaal opduikt in het verhaal, is tijdens de autorit op weg naar de lunch (hoofdstuk 4). Het is een vrij grappige anekdote met een intrigerend religieus tintje. De ‘furieuze’ politieman wil de chauffeur beboeten voor te hard rijden, maar Gatsby lijkt een speciale beschermengel te hebben. Nu is het duidelijk. Het politiekorps sluit de ogen voor de wondere wegen van de rijke en mysterieuze Mr Gatsby.
Romanfragment – Scott Fitzgerald (1925)
Met spatschermen als vleugels uitgeslagen verspreidden we licht door half Astoria — slechts de helft, want toen we tussen de pijlers van de viaductspoorweg door zwenkten, hoorde ik het bekende ‘tuf-tuf-spet!’ van een motorfiets, en een furieuze politieagent reed langszij.
‘Goed dan, kerel,’ riep Gatsby. We minderden vaart. Hij haalde een witte kaart uit zijn portefeuille en wapperde het ding voor ’s mans ogen.
‘In orde,’ erkende de politieagent, en tikte aan zijn pet. ‘Dat zal me niet nog ’n keer gebeuren, meneer Gatsby. Pardon!’
‘Wat was dat?’ vroeg ik. ‘Die foto van Oxford?’
‘Ik heb de hoofdcommissaris een keer een dienst kunnen bewijzen, en hij stuurt me ieder jaar een kerstkaart.’
© Nederlandse vertaling van Susan Janssen
Filmfragment – Baz Luhrmann (2013)
Analyse
Het korte romanfragment is om vele redenen een literair juweeltje. Het begint met de beschrijving van de vaart van de schitterende auto van Gatsby – in vetjes in het citaat hieronder. Let verder ook op het gebruik van het persoonlijk voornaamwoord: we. De snelheid wordt niet gemaakt door de auto of de chauffeur en eigenaar van de wagen. Neen, Nick beschrijft de rit alsof hij, Gatsby en de fantastische auto een soort (genietende) eenheid vormen.
Met spatschermen als vleugels uitgeslagen verspreidden we licht door half Astoria — slechts de helft, want toen we tussen de pijlers van de viaductspoorweg door zwenkten, hoorde ik het bekende ‘tuf-tuf-spet!’ van een motorfiets, en een furieuze politieagent reed langszij.
‘Goed dan, kerel,’ riep Gatsby. We minderden vaart.
De beeldspraak vleugels en licht verspreiden is een echo van de bewonderende beschrijving vol metaforen (in vetjes) van de auto door Nick in het begin van de (lange) auto-scène:
Wis en waarachtig had ik hem gezien. Iedereen had hem gezien. Van een warme crème kleur en met glanzend nikkel, was hij hier en daar over zijn gehele reusachtige lengte opgezwollen met triomfantelijke hoedenkoffers en picknickkoffers en gereedschapskoffers, en in een terrasgewijs gemonteerd labyrint van glazen ruiten weerspiegelde een dozijn zonnen. Ons installerend achter vele lagen glas in een soort groen lederen oranjerie, begaven we ons op weg naar de stad.
De auto die Baz Luhrmann in de film gebruikt lijkt er wel bijzonder goed op, vind ik. Let in het filmfragment ook op het contrast met de bijzonder talrijke, andere auto’s.
Dan is er de grappige klanknabootsing ‘tuf-tuf-spet!’ in plaats van ‘het geronk van een motorfiets’, onmiddellijk gevolgd door het bijvoeglijk naamwoord furieuze dat laat vermoeden dat er een spannend conflict met een politieagent in de maak is. Wat daardoor mooi contrasteert met de nonchalante houding van Gatsby, die de agent aanspreekt met kerel terwijl hij met een wit kaartje – het ding, alsof het iets onbetekenends was – wapperde. Gevolgd door de onmiddellijke, bijzonder gehoorzame reactie van de politieman (in vetjes).
‘In orde,’ erkende de politieagent, en tikte aan zijn pet. ‘Dat zal me niet nog ’n keer gebeuren, meneer Gatsby. Pardon!’
‘Wat was dat?’ vroeg ik. ‘Die foto van Oxford?’
‘Ik heb de hoofdcommissaris een keer een dienst kunnen bewijzen, en hij stuurt me ieder jaar een kerstkaart.’
De kaart die Jay aan de politieagent toont is niet de foto die Gatsby net voordien aan Nick toonde. Gatsby noemt het een kerstkaart – een hilarisch-ironische metafoor – alsof God(s zoon) zelf hem helpt de wetten te omzeilen. Of vind je het ook al grappig om de commissaris als een soort kerstman te zien die kostbare cadeautjes uitdeelt aan (rijke) vrienden-criminelen.
Met deze korte anekdote wordt dus op een impliciete manier duidelijk dat de politie Gatsby kent en beschermt. Gatsby past echter wel direct zijn rijstijl aan, waardoor de tussenkomst van de politieagent meteen het gewenste resultaat oplevert. Gatsby wil natuurlijk niet provoceren of al te veel aandacht op zich trekken.
Verhaal-technisch spelen nog een aantal andere zaken mee. De interactie tussen de personages bevestigt hun verhouding: Gatsby – rijk, nonchalant zelfzeker en imponerend; Nick – genietend, onder de indruk en bewonderend opkijkend naar Gatsby. Voor de lezer is de (volledige, langere) scène in de auto tevens de eerste kennismaking met de blitse auto van Gatsby, die in het verhaal een cruciale rol zal spelen. Snel of roekeloos rijden is natuurlijk een van de mogelijke oorzaken van het latere dodelijke auto-ongeval. Het is bovendien een bijzonder grappige anekdote – net zoals heel veel andere scènes in het eerste deel van de roman/film.
Baz Luhrmann regisseert het fragment voortreffelijk in het schitterend gedetailleerde straatdecor. Let daarnaast ook op hoe de personages naar elkaar kijken. De wisselende blikken en de ogen van Nick vervangen de bewonderende metaforen uit de roman. Vandaar dat de politieagent de passagierszijde van de auto moest kiezen en dat er een vlugge afwisseling is van close shots vanuit wisselende perspectieven terwijl de wagen verder rijdt.
Nog even genieten van de oorspronkelijke tekst?
With fenders spread like wings we scattered light through half Astoria — only half, for as we twisted among the pillars of the elevated I heard the familiar “jug-jug-spat!” of a motorcycle, and a frantic policeman rode alongside.
“All right, old sport,” called Gatsby. We slowed down. Taking a white card from his wallet, he waved it before the man’s eyes.
“Right you are,” agreed the policeman, tipping his cap. “Know you next time, Mr. Gatsby. Excuse me!”
“What was that?” I inquired. “The picture of Oxford?”
“I was able to do the commissioner a favour once, and he sends me a Christmas card every year.”