Essays over identiteit, nabootsing en geweld

Non-fictie

Psychiater Jean-Michel Oughourlian, ‘Optimisez votre cerveau’

– Over de ontdekking van spiegelneuronen, mimetische psychotherapie, de behandeling van psychosomatische klachten en de techniek van het omgekeerd mimetisme –

“Wat wij ons ego noemen, onze persoonlijkheid, wordt voortdurend gevormd telkens wanneer we een relatie aangaan met een ander persoon, in een voortdurende beweging van imitatie.”

“Onze hersenen, onze neuronen, zijn zo gemaakt dat we ons leven lang modellen kiezen.”

“Al snel verwerven we een kostbare vrijheid die we altijd moeten verdedigen: de vrijheid om onze rolmodellen te kiezen (…) ons beperken tot één model is pathologisch.”

Neuro-psychiater professor Jean-Michel Oughourlian (°1940) beschrijft in Optimisez votre cerveau (2019) hoe door de ontdekking van de spiegelneuronen door Giacomo Rizzolatti en zijn team in 1995, de kruisbestuiving tussen de hypotheses van René Girard en zijn eigen jarenlange ervaring als psychiater en psycholoog plots in een helder wetenschappelijk aantoonbaar licht kwam te staan.

Zo’n twintig jaar eerder hadden Girard, Oughourlian en Guy Lefort in Des choses cachées depuis la fondation du monde (1978) de term interdividualiteit gemunt, volgens hen zo veel exacter dan inter-individualiteit: “Want er bestaat niet zoiets als een van anderen afgesneden individu: het ego-in-zichzelf is een illusie. Wat wij ons ego noemen, onze persoonlijkheid, wordt voortdurend gevormd telkens wanneer we een relatie aangaan met een ander persoon, in een voortdurende beweging van imitatie.” (p. 17)

De ontdekking van de spiegelneuronen bleek hun intuïtie te bevestigen. Oughourlian beschrijft hoe hij in 2007 zelf gefascineerd kon toekijken bij een spiegelneuronen-experiment:
“Onze eerste proefpersoon was een pianist die een muziekstuk speelde op een piano: op het scherm van de PET-scan toonde een symfonie van kleuren zijn hersenactiviteit en de verschillende hersengebieden die erbij betrokken waren. Onze tweede proefpersoon, ook een pianist, luisterde alleen maar, terwijl hij dezelfde hersenactiviteit liet zien, inclusief de neuronen die verantwoordelijk zijn voor handgebaren. De derde proefpersoon was geen pianist en ook geen muzikant. Zijn PET-scan lichtte heel weinig op: zijn spiegelneuronen, ongetraind in muzikale oefening, hadden heel weinig gereageerd. Hij had duidelijk noch het verlangen, noch het vermogen om de intenties of gebaren van de pianist te imiteren.” (p. 20)

Oughourlian postuleerde in 2013 in Le troisième cerveau dat mensen eigenlijk drie breinen hebben – of dat ons brein drie verschillende functies heeft. We hebben een rationeel brein: een brein waarmee we denken, analyseren, memoriseren … Het tweede brein is het emotionele brein: het brein dat onze emoties en gevoelens herbergt en regelt. Beide breinen hebben in onze hersenen blijkbaar ook afzonderlijke zones. Maar in ons brein is er ook een derde, mimetische functie die in zowat elke zone opduikt: “Mijn onderzoek brengt me vandaag ertoe om de hypothese naar voren te brengen dat al onze neuronen een spiegelfunctie hebben.” (p. 20)

“Onze drie breinen (die we ook onze drie hersenfuncties kunnen noemen) werken samen. Op gevaar af Descartes en de Cartesianen te beledigen, weten we nu niet alleen dat menselijke wezens niet enkel uit ratio bestaan, maar dat het ook niet de rede is die onze hersenfuncties domineert.
In feite wordt de eerste beweging geïnitieerd door ons mimetische brein, dat ik het ‘derde brein’ heb genoemd. Spiegelneuronen reageren onmiddellijk op wat we waarnemen. De andere twee hersenfuncties grijpen dan in om deze beweging te rechtvaardigen en te stimuleren of juist af te remmen. Maar dat lukt niet altijd.” (p. 21)

“Onze hersenen, onze neuronen, zijn zo gemaakt dat we ons leven lang modellen kiezen. Tijdens de eerste maanden of jaren van ons leven hebben we een bijna exclusief model: onze ouders, die we imiteren om ons te ontwikkelen. We leren dezelfde taal spreken als zij, eten met bestek, stokjes of met de hand zoals zij: we hebben geen andere keuze dan te leren zoals zij.
Al snel verwerven we een kostbare vrijheid die we altijd moeten verdedigen: de vrijheid om onze rolmodellen te kiezen. Een oom, een tante, later een leraar, een vriend, een toevallige kennis, een publiek figuur die we niet persoonlijk kennen, maar die ons op de een of andere manier aanspreekt: de held uit een boek of een film … het zijn allemaal modellen die we tegelijkertijd imiteren – ons beperken tot één model is pathologisch.
Gelukkig imiteren we hen niet in alles wat ze doen: we hebben ook de vrijheid om onze eigen keuzes te maken, uit elk van onze modellen het gedrag te kiezen dat we willen imiteren. Ik heb veel over geneeskunde geleerd door de afdelingshoofden te imiteren van de plaatsen waar ik als stagiair in het ziekenhuis ging werken; mijn meesters stonden model voor mij en ik ben ze oneindig veel verschuldigd. Van sommigen leerde ik hoe ik met patiënten moest praten, van anderen leerde ik nieuwsgierigheid en een voorliefde voor onderzoek. René Girard was een van mijn grote voorbeelden en ik blijf hem imiteren in de manier waarop hij teksten leest en ze zich eigen maakt door ze te analyseren.
Maar zoals het geval is voor de meesten van ons die alles over het leven hebben geleerd dankzij onze spiegelneuronen, hebben we geen enkel model het alleenrecht gegeven om ons iets te leren. Ik lees teksten ‘zoals’ René Girard, maar ik deel niet zijn smaak voor eten of zijn manier van kleden, en toch voel ik me niet ontrouw aan zijn leer. Ik kan mijn buurman, wiens nieuwe jasje ik mooi vond, imiteren en naar dezelfde winkel gaan om hetzelfde jasje te kopen; hij was mijn rolmodel, maar ik ga hem niet imiteren in zijn smaak voor eten, zijn keuze van vakantiebestemming, zijn lectuur of zijn keuze van vrouw. ” (p. 101 – 102)

Even samenvatten:

  • Ons brein heeft drie functies: een verstandelijke, een emotionele en een mimetische.
  • De mimetische functie is een recente ontdekking die ons denken over onszelf helemaal op zijn kop zet.
  • We staan (door ons mimetische brein) voortdurend in relatie met anderen en door imitatie leren en ontwikkelen we ons.
  • Wie en wat we van wie imiteren is grotendeels een onbewust proces, en evolueert voortdurend. Het is enerzijds afhankelijk van de anderen: in welke samenleving, bij welke ouders … worden we geboren? Anderzijds is het ook afhankelijk van onszelf: onze capaciteiten en onze voorkeuren.

Het boek exploreert vanuit die zienswijze thema’s als jaloersheid, psychotherapie, reclame, sociale media, politieke en godsdienstige fanatici, anorexia, de lach … onder het motto ‘als we weten hoe ons brein functioneert, dan kunnen we ons misschien bevrijden van de mechanismes die onze levens verpesten en de samenleving perverteren: rivaliteit en conflicten.’ De lezer krijgt op een heel aanschouwelijke en bevattelijke wijze een herinterpretatie van allerlei maar al te bekende fenomenen én een aantal interessante manieren om die rivaliteit en die conflicten te vermijden en/of op te lossen.

Het mimetische brein als bron van rivaliteit en conflicten

Omdat ons mimetische brein ons denken initieert, imiteren we voortdurend anderen. We kunnen van anderen het uiterlijk imiteren: haarsnit, manier van praten en lopen, kledij … We kunnen wat ze hebben, wat ze bezitten ook willen hebben: eenzelfde auto, huis, uurwerk … Een stap verder is als we de andere helemaal willen imiteren, we willen zijn zoals hem of haar. Nog een stapje verder is dat we in de ban zijn van het verlangen zelf: we willen wat de andere nog niet heeft, maar we zijn er zeker van dat hij dat zou willen …

De anderen zijn dus voortdurend modellen die aanwijzen wat begeerlijk is. Maar een model kan makkelijk een rivaal worden waarmee we een strijd aangaan omdat we echt hetzelfde willen. Of, nog erger, een model/rivaal kan iemand zijn die we niet kunnen of mogen (openlijk) uitdagen zoals je vader, moeder, broer of zus, je man of vrouw … Dan wordt het model een (onoverwinnelijk) obstakel dat ons verlangen hevig dwarsboomt.

“Als je niet oppast, kan een model heel snel een rivaal worden. Er is maar één zandkorrel nodig om de balans te doen doorslaan. Bijvoorbeeld twee collega’s die elkaar aardig vinden totdat op een dag een van hen een compliment krijgt van hun hiërarchische meerdere (…)” (p. 30)

“Wat het obstakel betreft, dat is wat je een onoverkomelijke rivaal zou kunnen noemen … tenminste zoals de zaken er nu voor staan. Ik vergelijk het met een gepantserde deur die we tevergeefs proberen open te krijgen en dat kan, als we niet oppassen, veranderen in een obsessie die ons leven verwoest. Ofwel probeer je die deur te forceren door erop te kloppen en je breekt je botten of je schouder – dit is de schizofrene manier van functioneren die leidt tot een versplintering van de persoonlijkheid. Ofwel schuur je er onophoudelijk tegen aan – en dan wordt het een obsessieve neurose. Ofwel bedenk je een manier om die rivaliteit te omzeilen of te vermijden, gewoon om te voorkomen dat het je leven ruïneert, wachtend op externe omstandigheden die de stand van zaken veranderen.” (p. 32)

Over mimetische psychotherapie

“Ik implementeerde de mimetische psychotherapie die in wezen erin bestaat de rivaal of het obstakel te identificeren dat het symptoom, het syndroom, de neurose, de psychose probeert te verbergen. Omdat er altijd een rivaal of een verborgen obstakel is … indien dat niet het geval is, zo ben ik nu overtuigd, is er geen ongemak of ziekte.” (p. 37)

“Het benoemen van de rivaal voert weg van de pathologie. Maar het is niet gemakkelijk: de rivaal identificeren betekent de werkelijkheid in het gezicht kijken, en dus accepteren dat degene die we als ons model zien, die de maatschappij en de cultuur ons opdringen: mijn vader, moeder, vrouw, zuster … eigenlijk onze rivalen zijn, misschien door hun schuld, misschien door de mijne, misschien door de onze, door het heen en weer gaan van onze interdividualiteiten.” (p. 38)

Over de kracht van suggestie en reclame

“Suggestie en imitatie zijn twee kanten van dezelfde medaille, de heen-en-weergaande bewegingen van de mimetische wederkerigheid die de interdividuele relatie vormen. Als ik je op straat passeer en mijn hand uitsteek, beïnvloed ik je door je te suggereren hetzelfde te doen, mijn begroeting over te nemen. En je zult me ongetwijfeld imiteren. Ik geef je een boodschap (“steek je hand naar me uit”) zonder je te bevelen dat te doen en zonder dat je het gevoel hebt dat ik je stuur. Ik heb niet tot je cognitieve brein gesproken, dat duizend redenen zou kunnen hebben om mijn bevel in twijfel te trekken en manieren te vinden om te weigeren het toe te passen. Ik heb me alleen tot je mimetische brein gericht, dat door mijn suggestie mij gaat imiteren, wat het graag zal doen zolang er geen rivaliteit tussen ons is.
In zekere zin was mijn suggestie effectiever dan elk bevel dat ik je had kunnen geven. Als je ermee instemt me te imiteren en dus je hand een paar seconden later naar me uit te steken, heb je mijn verlangen volledig overgenomen en is je ego in die tijd opgelost, want het is het verlangen dat het ego vormt. Gedurende die paar seconden dat je brein in de imitatie-modus is, heeft mijn verlangen een nieuwe zelf in jou gecreëerd.
Dit is een van de sterkste punten van reclame, die de grootste impact heeft op het grote publiek. De gebruikte woorden zijn zorgvuldig overwogen. Er is geen sprake van een bevel geven, alleen van suggereren. Charlize Theron zegt niet ‘Hou van Dior’, maar ‘J’adore Dior’, ‘Ik hou zielsveel van Dior’; George Clooney dringt er niet op aan om een Nespresso te drinken, maar hij drinkt het zelf met overduidelijk genot en dan fluistert hij ‘What else?’, ‘Wat anders?’ (…) Ze leggen ons niets op en vragen niets van ons. Ze suggereren bepaald gedrag waardoor ze zich goed voelen. Onmiddellijk willen we hen imiteren.” (p. 78 – 79)

Over psychosomatische klachten

“Zoals mijn ervaring me vaak heeft geleerd, houdt het genezen van een psychosomatisch symptoom het ‘genezen’ van een mimetische rivaliteit in. Want rivaliteit maakt je eigenlijk ziek.
De psychotherapie die ik gebruik is facultatief. Het confronteert individuen met de ultieme realiteit van de mimetische beweging waaraan ze onderworpen zijn. Ik ga niet terug naar het verleden om de diepste krochten ervan te doorzoeken, ik ga naar het recentste. We hebben allemaal een verleden, we hebben allemaal een jeugd gehad die een stempel op ons heeft gedrukt, oude rivaliteiten, oude problemen die resoneren met het heden, patronen die we reproduceren, maar, op het gevaar af om je te beledigen, zou ik zeggen dat dit niet het essentiële deel van het probleem is. Op de korte termijn lijd je aan een symptoom, je rugpijn bijvoorbeeld, en dat vertolkt niet je kindertijd maar je heden.
Wat me interesseert, is te weten hoe je gisteren reageerde, of op zijn minst de herinnering die je eraan hebt, wat niet hetzelfde is. De kwantumfysica laat ons zien dat het heden het verleden kan veranderen. En dat is wat er gebeurt in het geheugen, elke dag en op elk moment.
We hebben nooit een objectieve kijk op het verleden, hoe dichtbij het ook is. Rechercheurs, rechters, rijkswachters en politieagenten weten dit heel goed. Na een incident, een vechtpartij bijvoorbeeld, worden alle ooggetuigen ondervraagd. Zelfs als ze allemaal eerlijk zijn, kunnen geen twee van hen dezelfde getuigenis afleggen of hetzelfde verhaal vertellen. Iedereen heeft herschreven wat hij of zij heeft gehoord.” (p. 117)

Hoe omgaan met woede?

“Mijn vrouw (mijn man, mijn baas, mijn bankier …) zei een paar vervelende dingen die me irriteerden. Ik reageerde niet (of ik kreeg het laatste woord niet) en zodra we uit elkaar gaan, schop ik tegen een vuilnisbak (een deur, een tafel …) waarop ik mijn agressie overdraag. Gedurende enkele uren, zelfs enkele dagen of langer, blijft mijn mimetische brein vastzitten op de ‘rivaal-‘ of ‘obstakel’-positie en breid ik deze rivaliteit uit naar iedereen die ik tegenkom. Ik ben boos. In een slechte bui.
Woede is in wezen een algeheel verlies van controle in een onderlinge rivaliteit. Zoals we op de vorige pagina’s hebben gezien, kan rivaliteit worden beheerst door allerlei psychologische, psychosomatische en organische symptomen en trucjes. In woede wordt de rivaliteit niet langer beheerst, het heeft geen uitweg, het explodeert.” (p. 131)

“En dan zijn er nog de boze mensen die zich nooit beheersen. We kennen ze allemaal. Mensen die bij de kleinste vonk, hoe onbeduidend ook, in vlammen opgaan. Om met deze mensen om te gaan, leer ik mijn studenten een onevenaarbare techniek: antwoord met een heel lage stem. Dan is het mogelijk, maar niet zeker, dat ze je imiteren en op hun beurt hun stem verlagen. Het is veel zekerder dat ze op een gegeven moment stoppen met schreeuwen uit nieuwsgierigheid en luisteren naar wat je zegt zonder ooit hun stem te verheffen. Ze zullen zich dan realiseren, in het moment van latentie dat je hebt gecreëerd dat er geen rivaliteit is
Wanneer ik geconfronteerd word met de woede van anderen, gebruik ik de eenvoudige, maar effectieve techniek van het omgekeerde mimetisme, simpel maar effectief. In plaats van boos te reageren (de gewoonlijke reactie), zeg ik rustig maar hoorbaar: “Ik begrijp je”. Deze onverwachte reactie, de eerste pas van een nieuwe dans, heeft de verdienste dat het de cursor van het mimetische brein destabiliseert omdat het zich realiseert dat zijn agressie en rivaliteit niet beantwoord zijn. Verrast, verbijsterd, op een bepaalde manier onschadelijk gemaakt, zal het mimetische brein “het dossier doorgeven” aan de andere twee hersenfuncties. De kans is groot dat ook zij verbijsterd het spel kritisch zullen bekijken, in plaats van de rivaliteit te rechtvaardigen zoals ze gewoonlijk doen. In elk geval zullen de drie breinen van mijn gesprekspartner willen weten wat ik dan eigenlijk heb begrepen. Zijn woede zal hoogstwaarschijnlijk een toontje lager gaan zingen.
Het is in dergelijke situaties essentieel om de rivaliteit niet te spiegelen. Laten we onszelf trainen om altijd een stap terug te doen! Zoals de vorige pagina’s duidelijk hebben gemaakt, een spiegelreactie kan alleen maar leiden tot een escalatie van geweld, rivaliteit en lawaai. Roept iemand? Roep vooral niet harder dan hem onder het voorwendsel dat je gehoord wil worden!” (p. 133 – 134)

Het pad naar de wijsheid

“Het pad naar de wijsheid van het verlangen is om de voorkeur te geven aan wat je hebt, in plaats van te willen wat je niet hebt.
Zoals zo vaak het geval is, vond ik in de literatuur wat mij het meest emblematische voorbeeld van deze wijsheid lijkt – grote schrijvers zijn vaak betere psychologen dan de beste doctors in de psychologie.
Tijdens zijn omzwervingen ontmoet Voltaires Candide een oude Turkse man die hem vertelt dat hij is gestopt zich bezig te houden met publieke zaken om te leven van zijn tuin, waarvan hij de vruchten plant en verkoopt. ‘Je moet een uitgestrekt en prachtig land hebben,’ zei Candide tegen hem. En de oude man antwoordde tevreden: ‘Ik heb maar twintig hectare, ik verbouw ze met mijn kinderen. Werk houdt drie grote kwaden uit de buurt: verveling, ondeugd en behoefte.’ Candide rapporteerde dit voorval aan zijn twee reisgenoten, Pangloss en Martin, en vatte het voor hen als volgt samen: ‘Deze goede oude man lijkt mij een lot te zijn toegevallen dat veel beter is dan dat van de zes koningen met wie we de eer hadden te dineren.’
Je eigen tuin cultiveren, zoals je zal hebben begrepen, betekent niet dat je je tuin vergelijkt met die van anderen. Het is vooral een mooie metafoor voor het werken aan jezelf, wat in werkelijkheid betekent werken aan je relaties met anderen. Dit is de meest effectieve remedie tegen de valkuilen van de mimetische rivaliteit en, daardoor ook tegen alle menselijke rampspoed die uit deze rivaliteit voortkomt.” (p. 158)

© de citaten uit Optimisez votre cerveau zijn eigen vertalingen

Joost Dancet
met dank aan mijn kritische lezers van het eerste uur: Marianne, Marc Teerlinck, Danny Van De Velde, Michael Elias, Joachim Duyndam, Koen Vandendriessche.

Extra


Essays over identiteit, nabootsing en geweld
Inhoudsopgave ➠