Essays over identiteit, nabootsing en geweld

Toneelstuk

Sophocles, ‘Koning Oedipus’ – gisteren held, vandaag zondebok

– De zoektocht van een koning om een pandemie het hoofd te bieden in het oude Griekenland –

> English translation by Google Translate <

Inleiding

In Koning Oedipus (ca. 429-425 v.Chr.) toont tragediedichter Sophocles hoe de koning van Thebe probeert de pestplaag te counteren die zijn landgenoten in diepe ellende heeft gedompeld. Koning Oedipus laat zich daarbij leiden door het orakel van Apollo dat hem opdraagt de moord op zijn voorganger op te helderen. Tot zijn grote ontzetting ontdekt hij dat hijzelf de moordenaar is. Maar er duiken nog meer diep verborgen geheimen uit zijn verleden op.

De oude, blinde ziener Tiresias die koning Oedipus in de eerste van vijf aktes als de moordenaar van zijn voorganger koning Laius aanwijst, doet dat – geheel in lijn met het magisch denken waaruit de Oedipus-mythe stamt – omdat hij over goddelijke gaven beschikt en dus meer weet dan andere stervelingen. In Koning Oedipus laat Sophocles echter op bijzonder realistische wijze zien hoe en waarom de uitzinnig woedende Tiresias die pijnlijke waarheid nu pas blootlegt. Bovendien – zoals ik hier zal proberen aan te tonen – toont Sophocles zijn aandachtig publiek hoe Tiresias die waarheid waarschijnlijk zonder enige goddelijke tussenkomst kan of moet hebben ontdekt.

Het eeuwenoude toneelstuk is echter meer dan een moderne detectiveserie avant la lettre, waarbij je als kijker achteraf de feiten probeert te reconstrueren om te zien of het ingewikkelde verhaal wel klopt van een zoon die zijn vader vermoordt, zijn moeder trouwt en vier kinderen schenkt. De tragedie van Sophocles laat evenzeer zien hoe een epidemie of andere rampspoed een heel volk in kommer en kwel en chaos kan storten en de rol die koningen, regeringen en andere leiders hierin kunnen spelen. Uiteraard is het daarenboven ook nog eens een pregnant verhaal over identiteit, seksualiteit en begeerte.

Koning Oedipus van Sophocles is een schitterend voorbeeld van een klassiek drama. Die treurspelen of tragedies (in het Oudgrieks tragōidia = bokkenzang) hadden een bijzonder hechte structuur. Er is eenheid van tijd, plaats en handeling. Alle scènes van het toneelstuk spelen zich chronologisch af binnen hetzelfde etmaal voor het paleis van de koning van Thebe en elke episode (akte) wordt afgesloten met een koor dat de gebeurtenissen samenvat, becommentarieert en vooruitkijkt. In een klassieke tragedie is er slechts één verhaallijn en die toont ons een tragische held die door een vergissing (hamartia) of een psychologische drijfveer zoals haat of overmoed (hybris) ten onder gaat. De heftige gebeurtenissen die leiden tot de tragische ondergang van de lijdende held zorgt voor een louterend inzicht bij de toeschouwer over het lot van elke mens door “het opwekken van mee-lijden (eleos) en vrees (phobos) resulterend in de zuivering (catharsis) van dergelijke emoties.” Aan het woord: Aristoteles, bijna 100 jaar later. Deze Griekse filosoof is ongetwijfeld de bekendste pleitbezorger uit de klassieke oudheid van literatuur en toneel in het bijzonder, maar er zouden ontelbaar veel andere bewonderaars van Koning Oedipus en andere klassieke tragedies in zijn voetspoor volgen.

Ere aan wie ere toekomt. Mijn analyse van het toneelstuk maakt gebruik van de inzichten van de Franse menswetenschapper René Girard (1923 – 2015). Hij besprak het toneelstuk in La violence et le sacré (1972), dat ik begin de jaren 80 las – een hele opgave in het Frans, maar wat een ontdekking! – en 10 jaar later kon ik dat nog eens opnieuw doen in het Nederlands: God en geweld (1993). In die studie ‘over de oorsprong van mens en cultuur’ wijdt René Girard er twee hoofdstukken aan van telkens een twintigtal pagina’s: Oedipus en de zondebok en Freud en het Oedipuscomplex. Het zijn erudiete studies waarin Girard de degens kruist met (o.a.) Nietzsche en Freud, zonder evenwel een detailanalyse van het volledige toneelstuk te geven. René Girard is immers vooral geïnteresseerd in de onderliggende, mythische verhaalstof die Sophocles gebruikt: de Oedipus-mythe. Het is deze mythe die Girard op weg zette naar de centrale thesis van God en geweld: de hypothese dat het zondebokmechanisme het fundament is van elke mythologie, religie en cultuur.

Pas enkele decennia later, net toen een andere plaag al meer dan een jaar mijn land en de wereld in een wurggreep hield, las ik voor het eerst het volledige toneelstuk in voorbereiding van een aantal digitale seminaries. Ik was benieuwd naar waar het leesavontuur van deze eeuwenoude tekst mij zou brengen, maar had helemaal niet verwacht dat ik het een bijzonder spannend verhaal zou vinden, dat me daarna nog eens maandenlang bezig zou houden. Is mijn ongetwijfeld subjectieve leeservaring erg verschillend van andere lezers? Van lezers met of zonder grondige voorkennis over de Griekse cultuur en deze klassieke tragedie in het bijzonder? Van lezers die de hypotheses van René Girard kennen en van lezers die er nog nooit van hebben gehoord? Het zal in elk geval de Amerikaanse professor klassieke literatuur Frederick Ahl plezieren dat hedendaagse lezers met nieuwe ogen naar dit klassieke toneelstuk durven kijken. In een experiment waarbij hij in de originele tekst de namen en de plaatsen veranderde, bleken zijn studenten plots heel kritische, andere interpretaties aan het stuk te geven dan de groep studenten die de originele tekst te lezen kreeg (Sophocles’ Oedipus: Evidence and Self-Conviction, 1991).

Met een tik of klik op de onderstreepte hyperlinks in mijn analyse, kan je desgewenst de toneeltekst online lezen in een (goede) Nederlandse vertaling en ontdekken wat ik vond in onlinenaslagwerken of op andere sites om mijn lezing te staven of bij te kleuren. Ik gaf de voetnoten handige links over en weer.

Analyse

© de citaten uit het toneelstuk komen uit Koning Oidipous,
Nederlandse vertaling door Evert Straat
in Maatstaf. Jaargang 9 (1961-62), pp. 443 – 515.
Structuur van het toneelstuk – met de pagina’s in de vertaling:
Proloog 444 – 450
Koor 450 – 452
Akte 1 452 – 463
Koor 464 – 465
Akte 2 465 – 483
Koor 483 – 484
Akte 3 484 – 495
Koor 495 – 496
Akte 4 496 – 501
Koor 501 – 502
Akte 5 502 – 515
Koor 515
de spelling van de namen van de personages werd door mij aangepast:
Oedipus, Iocaste, Laius, Creon, Tiresias

Gebaseerd op mijn close reading van het begin van het toneelstuk

De pest

In het begin van het toneelstuk wordt het onheil dat Thebe teistert, vijfmaal benoemd als ‘de pest’. Sophocles gebruikte deze plaag waarschijnlijk omdat zijn toehoorders – net zoals wij vandaag, helaas – maar al te goed wisten wat een epidemie doet met een volk. In Athene had er net een plaag gewoed die duizenden slachtoffers had gemaakt. Geen wonder dus dat in Koning Oedipus wordt verwezen naar het groot aantal slachtoffers dat de ziekte maakte: ‘de massa van het volk zit rouwbekranst’ – ‘De koortsgod schiet zijn bliksem op de stad, / de barre pest maakt leeg het huis van Kadmos / en zwarte Hades wordt verrijkt’. De epidemie veroorzaakt zo een algemene malaise die schreeuwt om een oplossing.

Oedipus

Het volk en de priesters verwachten die oplossing van Oedipus – het hoofdpersonage in dit toneelstuk dat naar hem is vernoemd. [1]

Priester
O Oedipus, gij heerser van mijn land,
(…)
Úw roem is, dat een god u heeft geholpen
om ons bestaan weer overeind te zetten.
Nú smeken wij u allen, Oedipus –
in wie een ieder ziet zijn grootste koning –
wij allen hier: vind uitredding voor ons!
Misschien blies u een god iets in, misschien
wéét gij iets dat een mens u heeft verteld.

Oedipus is ‘heerser’ van het land, in het Grieks τύραννος, tiran. Een tiran was een alleenheerser. Geen invulling van het koningschap zoals wij dat vandaag kennen, maar – en dat wordt wel eens vergeten – ook niet toen Sophocles zijn tragedie schreef. [2] Meer nog, Sophocles – burger van de polis Athene – schreef een toneelstuk dat zich afspeelt in Thebe, een polis of stadstaat in Griekenland waarmee Athene toen al een tijdje in een oorlog was verwikkeld. Oedipus is voor de eerste toeschouwers van het toneelstuk een koning uit het verre, mythische verleden van die stadstaat: een koning die helemaal alleen de problemen wil oplossen, een bestuursvorm die in schril contrast staat met het toenmalige, democratische Athene – wellicht de eerste democratisch bestuurde staat in de geschiedenis van de mensheid. [3]

Oedipus
Weet dat ik vele tranen heb geschreid
en in mijn kommer al veel kanten uitzwierf.
Het enig’ middel dat ik speurend vond,
dat heb ik toegepast.

Oedipus lijdt mee met zijn volk – hij blijkt dus een goedmenende, solidaire despoot te zijn, maar ‘het enig’ middel’ dat hij kon bedenken, is zijn zwager Creon om raad sturen naar ‘het Pythische orakel’. Oedipus legt zo zijn lot in de handen van de goden en hun zieners. Is dat koninklijk instinct of koninklijke overmoed? Door die beslissing kan het nu immers allerlei richtingen uitgaan waarover hijzelf weinig of geen controle heeft. Alleen, Oedipus is ervan overtuigd dat hij bij de gratie van de goden regeert. Zijn de goden hem nog steeds gunstig gezind? Krijgt hij opnieuw een goddelijke ingeving zoals destijds toen hij de Sfinx kon verslaan en hij tot koning werd gekroond? 

Het orakel

Wat zegt de god Phoibos Apollo over deze pestplaag?

Creon
Ik zeg dan wat ik hoorde van de god. 
Heer Phoibos geeft ons duidelijk bevel 
de hier gekweekte zoedel uit te bannen
(…)
want het is blóed wat onze stad zo teistert.
(…)
Eens, vorst, was Laius heerser van dit land, 
vóórdat gij onze stad in rechte koers bracht.
(…)
Hij is gedood. Nu eist de god met klem
de moordenaars te straffen – wie ‘t ook zijn.

Omdat Oedipus, zoals dit orakel hem opdraagt, de moord op de vorige heerser wil oplossen, krijgt hij met mondjesmaat elementen aangereikt waarmee hij in de loop van het toneelstuk zijn eigen, verschrikkelijke voorgeschiedenis zal ontdekken.

Orakels zijn boodschappen van de goden. In dit geval van (Phoibos) Apollo. Wie weet is er inderdaad meer tussen hemel en aarde dan wij vermoeden [4], maar als we – oneerbiedig en heiligschennis plegend – toch veronderstellen dat goden niet bestaan, dan is het orakel dat de zieneres in Delphi aan Creon meedeelt, best een slimme zet. Waarom?

Het volk/Oedipus kan wat door dit orakel wordt verkondigd, hoogstwaarschijnlijk makkelijk aanvaarden. Koningen zijn er om rampen op te lossen voor hun volk, een onopgehelderde moord op een koning kan dan waarschijnlijk evenzeer een groot onheil veroorzaken. Meer nog, het is ‘een oud, onbewijsbaar misdrijf’. Het zal dus een hele tijd duren vooraleeer de daders effectief gevonden worden. Vinden de Thebanen de daders niet, en blijft de pest voortduren, dan ligt de schuld bij het volk dat de moord op Laius niet kan wreken, het orakel heeft dus gelijk. Vinden ze die wel en de pandemie blijft aanhouden, dan zal een nieuw (nog straffer?) orakel moeten worden bedacht. Is de pandemie voorbij vóór de moord is opgehelderd, dan kan de zieneres in elk geval de inspanning loven die het volk heeft ondernomen om de goden gunstig te stemmen.

Het orakel klinkt trouwens erg aannemelijk – bijna wetenschappelijk: ‘het is blóed wat onze stad zo teistert’. De pest is een ziekte die het lichaam aantast en dus het bloed. Koning Laius heeft een ‘bloedig eind gevonden’ en met hem werden tegelijk een aantal dienaren gedood: de moordenaar was zo een ‘dader van wat onzegbaar is, met handen rood van bloed’. Het is deze onopgeloste moord, deze ‘bloedschuld’ die moet worden uitgewist. Maar er is meer. Als Tiresias Oedipus kort daarna beschuldigt van incest en als dat later bovendien blijkt uit te komen, dan lijkt ook dit een pseudo-wetenschappelijk verband te hebben met de pest die Thebe teistert: is een synoniem van incest niet bloedschande? De Nederlandse vertaler Evert Straat vindt trouwens een treffend, nieuw woord uit voor de pest: zoedel – een neologisme afgeleid van het werkwoord bezoedelen: “bevlekken, besmetten, waaraan schande kleeft”(Van Dale). Zoedel betekent dus zoiets als (schand)vlek, viezigheid en kan zo verwijzen naar de zweren en puisten, de zichtbare sporen van de pest op het lichaam; én: zoedel rijmt met bloed (assonantie).

Gealarmeerd zet Oedipus nu – als (een echte) goedmenende tiran/alleenheerser – alles op alles om de moord op te helderen. Hij decreteert dat getuigen van de moord vrijuit kunnen spreken zonder vrees voor represailles. Maar wie iets weet en niet spreekt, wordt met de dood bedreigd: de moordenaars hangen verschrikkelijke straffen boven het hoofd.

De blinde ziener

Omdat de moord op Laius onoplosbaar lijkt – a cold case zeg maar – haalt Oedipus er onmiddellijk een tweede ‘godbezielde ziener’ bij: de oude, blinde Tiresias. Het koor – vijftien voorname, bejaarde Thebanen – is het er helemaal mee eens:

Koorleider
Ik weet, dat onze heer Tiresias
in zienerskracht Apollo evenaart.
Van hem zou, wie dit naspeurt, duidelijk
te weten komen hoe het is gebeurd.

Oedipus hoopt vurig dat deze ziener hem kan helpen de moordenaars van de vorige koning te vinden, want hij wil de epidemie die zijn volk zoveel onheil brengt zo vlug mogelijk een halt toe roepen.

Oedipus
In u alleen, o heer, zoeken wij steun
en redding uit de nood. Phoibos heeft ons – 
als gij ‘t al niet van boden hebt vernomen – 
op onz’ orakelvraag geantwoord, dat 
verlossing van de pest slechts komen kan 
als wij de moordenaars van Laius vinden 
en doden, althans uit ons land verdrijven. 
Misgun ons daarom niet uw vogelschouw, 
noch ander middel van uw zienerskunst. 
Red onze stad, uzelf, en red ook mij, 
red ons uit deze bloedschuld om de dode! 
Gij hebt ons lot in handen – ‘t schoonste is, 
met wat men heeft en kan, and’ren te helpen.

Het is echter Tiresias die Oedipus zal confronteren met de verschrikkelijke waarheid: Oedipus is zelf de moordenaar van koning Laius!

Heeft deze oude, blinde ziener gelijk? Heeft Oedipus werkelijk de vorige koning uit de weg geruimd? Als Tiresias waarlijk de goddelijke zienersgave heeft, kunnen en mogen wij stervelingen daar niet aan twijfelen. Dat getuigt van overmoed, het beter willen weten. De Grieken noemden het hybris. En net dat doet Oedipus.

Nogmaals, het oorspronkelijk publiek weet dat Tiresias de waarheid spreekt. Zij kennen immers het verhaal vanuit de mythische verhalen die over Oedipus verteld werden en die Sophocles hier gebruikt. Maar wat als wij vandaag even overmoedig als Oedipus – én opnieuw erg oneerbiedig en ontheiligend – de openbaring van Tiresias rationeel proberen te verklaren? Kunnen we dan bewijzen dat die oude, blinde man diezelfde waarheid publiek kan maken zonder goddelijke influistering? Eventueel wel, maar daarvoor moeten we – net als Tiresias – de hele voorgeschiedenis kennen en dat kan enkel op het einde van het toneelstuk aan de hand van wat de personages erover hebben verteld. In die zin lijkt deze tragedie op een whodunit waarbij je als kijker allerlei aanwijzingen krijgt waarmee je de feiten stapje per stapje kan reconstrueren. Even proberen.

De verborgen geschiedenis

Toen vele jaren terug, ‘lang geleden – opgeteld veel jaren’, Oedipus werd ingehaald als de grote redder en hij verkozen/aangesteld/ingehuldigd werd als de nieuwe koning van Thebe, werd er niet gemaald om wie hij was, waar hij vandaan kwam, of enig ander element uit zijn voorgeschiedenis. Er was geen antecedenten-onderzoek. Het was zelfs niet erg dat hij geen inwoner van Thebe was. Hoe kwam dat?

Iedereen in Thebe was toen maar wat opgelucht dat er een eind was gekomen aan een vreselijke ramp. Het onheil dat bedwongen werd, oogt echter veel minder realistisch voor ons vandaag. Het was geen pest of andere ziekte, geen oorlog of grote droogte. Neen, Thebe was in de ban van de Sfinx, ‘het Zingend Monster’. Dit mythische wezen bedreigde en ontwrichtte toen lange tijd de hele samenleving, net zoals de pestplaag dat in het begin van het toneelstuk doet nu zoveel jaren later.

Toen Oedipus – een jonge, snuggere snaak uit Korinthe – komaf maakte met de Sfinx, was Iocaste, de koningin van Thebe, blijkbaar maar wat gelukkig dat die held haar nieuwe, jonge echtgenoot werd. Of had zij als koningin geen andere keuze? Oedipus, die tevens de troonopvolger in Korinthe was, moet 15 tot 20 jaar jonger zijn geweest dan haar [5], wat meteen van Iocaste een cougar maakte avant la lettre! Oedipus was evenzeer een man die haar terug kinderen kon schenken en jawel, ze kregen er vier. Iocaste was voor ze Oedipus ontmoette, nog maar net een jonge weduwe geworden nadat haar man, de oude koning Laius, in duistere omstandigheden vermoord werd. Maar door het onheil dat daarna Thebe teisterde, werd die moord nooit opgehelderd. Dat was trouwens bijna onmogelijk: de moordenaars werden niet herkend door de enige getuige die de moordpartij had overleefd. Toen de problemen met de Sfinx korte tijd later plots opgelost waren, was de rouwperiode voorbij. Oedipus werd de nieuwe koning van Thebe!

Wie was die nieuwe jonge held? Net voordien was Oedipus uit Delphi vertrokken waar het orakel hem had voorspeld dat hij zijn vader zou vermoorden en zijn moeder huwen. Ontzet en verward besloot hij niet naar zijn thuis in Korinthe terug te keren. Op de weg naar Thebe raakte de hevig getroubleerde jonge man in een dispuut over wie wie voorrang (!) moest geven. Oedipus biecht in het toneelstuk aan Iocaste op dat hij toen een agressieve heraut doodde, die hem wilde ‘met geweld van ‘t pad verdrijven’ en daarna de oude man op de kar, die hem eerst bijna dodelijk had geraakt. Hij moet in dat gevecht blijkbaar nog twee mensen hebben gedood en niet gezien hebben dat er een kon ontsnappen. Of hoe extreem geweld mensen blind (!) maakt. Maar de verwarde, gefrustreerde en opgehitste jonge man raakte blijkbaar in een onoverwinnelijke roes. Hij kon kort daarop de Sfinx verslaan (door een raadsel op te lossen) en mocht (moest?) dus daardoor huwen met de koningin. Het lijkt er dus op dat Oedipus – een radeloze adolescent – in korte tijd transformeerde tot een buitengewone held.

Er waren echter een aantal mensen die wisten dat Oedipus op de weg naar Thebe de oude koning had vermoord. Op de eerste plaats de dienaar die kon ontsnappen toen Laius werd vermoord. Hij had (waarschijnlijk) het verhaal van de moord aangedikt: de koning en zijn vier volgelingen zouden door een bende zijn aangevallen. Toen hij Oedipus niet lang daarna zag en herkende, vroeg hij Iocaste om terug als herder naar een verafgelegen gebied te worden gezonden. Iocaste was toentertijd niet gealarmeerd door die vraag. Ze dacht waarschijnlijk dat haar dienaar getraumatiseerd was door de moordaanslag.

Diezelfde dienaar was eveneens de vertrouweling die jaren tevoren Oedipus als drie dagen oude baby had moeten achterlaten in ‘leeg bergland’, máár dat niet deed uit medelijden. Het zou dus goed kunnen dat hij niet enkel wist dat Oedipus de moordenaar was, maar dat hij ook nog eens de zoon van koning Laius en Iocaste moest zijn. Oedipus heeft voorts een kenmerk dat hem kan verraden: zijn voeten. Hij was door die dienaar als boreling met ‘saamgebonden enkels’ / ‘doorboorde hielen’ weggebracht. Zou deze dienaar Oedipus zo herkend kunnen hebben? Mogelijk. Maar anderzijds, die eventuele littekens of handicap hadden hem niet belet om eigenhandig de koning en een aantal dienaars te doden. 

En dan is er de naam van de jonge man uit Korinthe die tot koning werd gekroond, die bijna letterlijk verwijst naar zijn lot als baby. Oedipus (Οἰδίπους) betekent immers ‘met gezwollen voeten’ (οἰδέω, ‘opzwellen’ en πούς, ‘voet’). Toch kwam het blijkbaar in Iocaste niet op om de link met haar eigen kind te leggen. Zij was er namelijk van overtuigd dat haar boreling dood was. Ze had immers ingestemd met het ombrengen van haar pasgeboren baby omwille van de banvloek van een orakel: het kind zou zijn vader doden. Een andere verklaring is dat zij – wie weet – te zeer ingenomen was met haar nieuwe, veel jongere man om te piekeren over wie hij echt was. Hij had blijkbaar genoeg andere kwaliteiten die zij wist te appreciëren. Klein gebrek, geen bezwaar.

En dan is er Tiresias, de ziener die Oedipus in het toneelstuk als moordenaar van Laius aanwijst. Ongetwijfeld moet hij geweten hebben wie de nieuwe koning was. Tiresias is een oud en wijs man, blind bovendien … met dus veel tijd om te luisteren en te oordelen. Een ziener. Velen komen om die reden bij hem te rade en kunnen hem daarbij veel verteld hebben. Wie zoal?

Kunnen al wie betrokken waren bij de geplande moord op Oedipus als baby de ware toedracht een leven lang verzwijgen? Iocaste en haar man Laius? De herder die de pasgeborene in een onherbergzame streek moest achterlaten? De herder uit Korinthe die het kind kreeg? Koning Polybus van Korinthe en zijn vrouw Merope die de boreling adopteerden en opvoedden als hun eigen kind? Wie wisten er nog van? De priesters? Of zowat iedereen? Dat velen op de hoogte waren, wordt in elk geval bevestigd door de dronken man die Oedipus jaren later in Korinthe op een diner toe zal roepen dat Oedipus niet het kind was van zijn vader. Koning Polybus en – natuurlijk vooral – koningin Merope leken toen het verhaal te kunnen ontkrachten. Maar ongerust geworden, gaat Oedipus toch te rade bij het orakel van Delphi. Dat weet hem niets te zeggen over zijn afkomst, maar voorspelt: gij zult uw vader doden en uw moeder trouwen en bij haar kinderen verwekken. Net om dit noodlot te ontlopen, gaat Oedipus niet meer terug naar Korinthe.

Dat nog meer mensen wisten wie Oedipus werkelijk was, wordt bevestigd door die andere man uit Korinthe die tijdens Oedipus’ zoektocht naar de moordenaars van koning Laius de dood van koning Polybus komt melden. Omdat Oedipus nog steeds de vloek van het orakel vreest, wil die Korinthiër hem geruststellen en hij vertelt hem – misschien kan het hem zelfs een beloning opleveren – dat hij niet de zoon is van Koning Polybus en Merope, die hem hebben opgevoed als hun eigen kind.

Er zijn verschillende redenen te bedenken waarom Tiresias al die tijd zweeg. Eerst en vooral: omdat iedereen in Thebe bijzonder gelukkig was met Oedipus als reddende held, was er geen dwingende reden om dat geheim kenbaar te maken. Ongetwijfeld wilde hij zijn leven niet op het spel zetten. Hij moest bij het uitbrengen van die waarheid toen niet alleen Oedipus vrezen, maar evengoed zijn uitbundig feestende landgenoten die door Oedipus verlost waren van de Sfinx. Bovendien was er daarna niemand die hem nog iets vroeg, hij moest dus niet uit de biecht klappen. [6]

De waarheid

Wat Sophocles nu in het toneelstuk toont, is dat koning Oedipus alle nog levende personages die er maar iets van zouden kunnen afweten, dwingt om te komen getuigen. Toch willen ze nog steeds zwijgen. Ze willen het verleden én de fout die ze toen eventueel maakten door niets te zeggen, het liefst verborgen houden. Het is koning Oedipus die voortdurend aandringt, hen verplicht om de waarheid te spreken – op straffe van verbanning en dood. Op die manier geven ze één voor één, ten einde raad, uit zelfbescherming toe. Dit zorgt voor een steeds tragischere vorm van dramatische ironie. De oorspronkelijke toeschouwers die (net zoals wij?) de afloop van het verhaal eigenlijk al kennen, worden daaraan herinnerd – zoals ik al beschreef – door de tussenkomst van Tiresias in het begin van het toneelstuk, in de eerste akte. Als toeschouwers kijken we vanaf dat moment ontzet toe hoe de hoofdpersoon onwetend zijn eigen graf delft.

Het is dus de ziener Tiresias die Oedipus als moordenaar aanwijst. Hij doet dit echter pas, nadat hij omwille van zijn koppig zwijgen over wat hij weet, eerst zelf beticht wordt van medeplichtigheid door Oedipus. Woedend slaat hij terug …

Tiresias
Ik zeg niéts meer! Daarover kunt gij u
zo woedend maken als uw drift maar wenst.

Oedipus
Niets zal ik in mijn gramschap meer verzwijgen
van wat ik heb begrepen! Weet, dat gij
in mijn oog aan de daad zijt medeplichtig,
ja, mededader, op het moordwerk na!
Waart gij niet blind, dan noemd’ ik ú alleen
als eigenhandig dader van het misdrijf.

Tiresias
Ja heus? – Ik zeg u aan, blijf bij ‘t gebod
dat gij hebt afgekondigd, spreek niet meer
met mij of deze mensen na vandaag:
gíj zijt het die dit land met smet bezoedelt!

Oedipus die nu nog woester Tiresias de huid vol scheldt, ziet er een poging tot staatsgreep in van zijn schoonbroer Creon. Creon zweert dat niets minder waar is. Iocaste wil dat de hoogoplopende ruzie tussen Oedipus en haar broer ophoudt vooraleer er slachtoffers vallen. Het koor is het met haar eens: Oedipus moet Creon laten gaan. Maar Oedipus voorziet al de consequenties:

Oedipus
Weet wel, dat als gij dit van mij verlangt,
gij ook verlangt mijn dood of mijn verbanning!

Het koor bezweert de koning dat niets minder waar is en Iocaste wil dat haar echtgenoot onmiddellijk stopt met zoeken. Verschillende malen dringt ze aan met rationele én emotionele elementen. Zij vraagt aan Oedipus geen geloof te hechten aan orakels en bewijst een aantal keren dat orakels gewoon niet kloppen, maar – o ironie – net die bewijzen leggen weer andere geheimen bloot. 

Koningin Iocaste wil dus, koste wat het kost, dat de waarheid niet aan het licht komt. Is dat omdat ze nu gelukkig is met haar Oedipus en dat ze dat geluk niet wil kwijtspelen? Is het omdat zij zichzelf de schande wil besparen te moeten toegeven te hebben geslapen met de moordenaar van haar eerste man? Die – zou dat kunnen? – nog eens haar eigen zoon zal blijken te zijn? Of is dat omdat zij altijd al had geweten of vermoed dat Oedipus de moordenaar moest zijn en haar doodgewaande zoon, maar dat ze dat niet erg vond? Of dat niet mocht vinden als koningin-weduwe? Zij gaat in elk geval vrij licht over het orakel dat Oedipus voorspelde dat hij met zijn moeder kinderen zou verwekken:

Oedipus 
Moet ik niet bang zijn voor mijn moeders bed?

Iocaste
Wat kan een mens nog vrezen die erkent, 
dat slechts het toeval heerst,
en men van niets met zekerheid vooruit iets weten kan? 
Lukraak leeft men, zo goed het gaat, het best, 
Wees om dat moederbruidsbed niet beducht: 
al vele mannen hebben in hun dromen 
beslapen wie hun moeder was. Voor wie 
dat niets betekent, is het leven licht.

(…)

Iocaste (tot Oedipus)
Luister naar mij, ik smeek u: ga niet door!
(…)
Ik wil u goeddoen en raad u het beste!

Als Iocaste ten slotte – samen met Oedipus – achter de verschrikkelijke waarheid komt; of liever, als de waarheid door geen van beiden meer te loochenen valt, wordt zij uitzinnig en hangt zichzelf op. Oedipus neemt de gespen uit haar kleed en ploft ze in zijn ogen. Hij is blind en vraagt het koor hem te verbannen of te doden zoals het orakel dat heeft geboden maar dat wil het koor niet. Creon wordt de nieuwe heerser en moet beslissen. Oedipus mag nog zijn kinderen zien en toespreken vooraleer hij terug het paleis wordt binnengeleid, waar over zijn lot zal worden beslist. 

Sophocles laat op het einde het alleen op het toneel achtergebleven koor van vooraanstaande Thebanen wijzen op het wispelturig lot van mensen. Vandaag lacht het geluk je toe, morgen wordt het je afgenomen. Je weet nooit wat het lot nog voor jou in petto heeft.

Koor
O bewoners van ons Thebe, zo ziet gij dan Oedipus –
die het raadsel, het beruchte, oploste en machtig was,
die met afgunst om zijn voorspoed door elk burger werd beschouwd –
hoe hij in een vloed van onheil en van rampen onderging!
Houdt dan ook als mens uw ogen op de afloop steeds gericht:
prijst geen sterveling gelukkig vóór zijn laatste levensdag,
voordat hij zonder ellende ‘s levens einde overschrijdt!

De moraal

Valt er nog meer te leren uit deze tragedie, dan dat Oedipus net zoals Iocaste en Laius het noodlot niet konden ontlopen? En dat, bij uitbreiding, ieder van ons – die geen koningen of koninginnen zijn – ons lot niet kunnen veranderen? Het is een vraag die tal van studies heeft opgeleverd. René Girard is ervan overtuigd dat het verschrikkelijke lot van Oedipus het soort lot is dat als een zwaard van Damocles – wat een verhelderend verhaal schuilt er achter die uitdrukking! – boven het hoofd hangt van zowat elke vroegere koning. En dat leidt tot heel wat interessante inzichten over wie wij zijn als mens: over onze samenleving en politiek, over ons geweld en geloof.

Samenleving en politiek

We mogen door de zoektocht naar de moordenaars van Laius die Oedipus zelf ontketende, niet uit het oog verliezen dat de (afschuwelijke) waarheid die daardoor aan het licht komt, in feite niets te maken heeft met de reden van de zoektocht. Dat is – maar wie herinnert zich dat nog na die vreselijke onthullingen? – Thebe verlossen van de pest. Een man vermoorden, zelfs al is dat je vader, en met je moeder slapen en kinderen verwekken … dat veroorzaakt geen epidemie minstens een tiental jaar later(!), en het straffen van deze ontaarde koning zal een epidemie niet uit de wereld helpen. Het zijn daden die indruisen tegen de heersende moraal van toen én nu, maar die niet de ziektekiemen voortbrengen die het volk van Thebe zouden kunnen uitroeien.

Oedipus is dus in wezen een arbitrair, onschuldig slachtoffer: René Girard gebruikt het woord zondebok (Leviticus 16, 20-22), maar hij wijst evenzeer op soortgelijke gebruiken en rituelen in andere culturen, zoals de pharmacos in het oude Griekenland. [7] Volgens Girard “het aanwijzen van één persoon die verantwoordelijk wordt geacht voor de ontstane onrust in de samenleving, een zondebok, die wordt uitgedreven uit de gemeenschap, gestenigd of opgejaagd naar een hoogte buiten dorp of stad. Het gemeenschappelijk uitdrijven van zo iemand verenigt de ongedifferentieerde massa, zodat de gemoederen tot bedaren kunnen komen en de vrede zich kan herstellen – voor zolang als het duurt.” [8]

Meer nog, Oedipus is in het toneelstuk van Sophocles een zondebok die bewijst dat hij schuldig is. In de openbare rechtbankzitting die wij in feite in deze tragedie meemaken, maken de verzachtende omstandigheden niets uit. Als baby bijna gruwelijk vermoord, misleid als opgroeiende jonge tiener over zijn biologische ouders, ontsnapt aan een bijna dodelijke aanval van de oude koning Laius, daarna de wonderbaarlijke redder van Thebe en de man die de koningin weer gelukkig maakte en prachtige kinderen schonk … [9]

Oedipus is tevens een zondebok die niet alleen zichzelf schuldig vindt, maar zichzelf straft. Hij steekt zich eerst de ogen uit én smeekt iedereen dat de straf van het orakel moet worden uitgevoerd: hij moet worden verbannen of gedood. 

Verberg zo snel gij kunt mij vér van hier,
ik smeek u bij de goden – sla mij dood,
gooi mij in zee, dat ge mij nooit meer ziet!

Geweld en geloof

Een zondebok aanwijzen en verbannen is – zo beweert René Girard – enkel succesvol als iedereen, liefst inclusief de zondebok zelf, rotsvast gelooft dat de zondebok schuldig is. De gemeenschap moet blind zijn voor het feit dat de zondebok in feite geen schuld treft.

Markant hierbij is dat van zodra Oedipus’ zoektocht naar de moordenaar start, de pest vergeten wordt. Heeft die ziekte ondertussen of daarna nog meer slachtoffers gemaakt? Geen woord wordt er nog over gesproken. Door geen enkele betrokkene. Eendrachtig hebben zij zich allemaal gestort op die (vreselijke) geschiedenis van Oedipus. Is het volk van Thebe inderdaad van de pest verlost? In elk geval is de pest verdwenen uit hun gemeenschappelijk denken. [10]

Mocht de pest na die gebeurtenissen effectief verdwenen zijn – de Spaanse griep, bijvoorbeeld, is in 1920 na twee rampjaren plots verdwenen – dan weten wij, dankzij de medische wetenschap, dat Oedipus’ straf er niets mee te maken heeft. Hippocrates, de Griekse arts die vandaag beschouwd wordt als de grondlegger van die wetenschap, moet ongeveer 30 jaar oud zijn geweest toen Sophocles zijn stuk liet opvoeren. Maar we weten vandaag even zeker dankzij de studie van verhalen en mythen en annalen, uit allerlei culturen, dat wie die medische kennis niet had, zeker had geloofd dat dit inderdaad dankzij de verbanning van Oedipus was. De god Apollo die deze zoektocht in gang zette, zou door hen worden aanbeden als de verlosser van Thebe! In de Joodse Bijbel bijvoorbeeld wordt een levensbedreigende storm gestild dankzij het overboord gooien van een passagier, Jona. Eerst had de bemanning de boot lichter gemaakt door de kostbare lading in zee te dumpen, daarna werd bevolen dat iedereen op de boot tot zijn eigen god moest bidden. Toen de storm nog steeds niet bedaarde, besloten ze dat er iemand overboord moest worden gegooid. Een zoenoffer voor de toornige goden. Wie dat moest worden, werd bepaald door lottrekking. Toen het lot viel op Jona, gaf hij toe in een conflict te liggen met Jahweh en aanvaardde hij zijn lot. Direct nadat hij overboord werd gegooid, ging de storm liggen, gaat het verhaal verder. Toen dat gebeurde, bad de bemanning tot de god van Jona – zij bekeerden zich. Het was niet hun eigen god maar Jahweh, de god van de Jood Jona, die hen had behoed tegen een gewisse dood. (Jona 1, 4 -16)[11]

Koning Zondebok

Oedipus is niet enkel een tragische held die genekt wordt door zijn niet te stoppen drang om de waarheid te kennen. Oedipus is vooral een alleenheerser die hier – nietsvermoedend, goedwillend en even intelligent als u en ik, maar waarschijnlijk net iets eerlijker én naïever op zoek naar de waarheid – aan de lijve moet ondervinden dat hij niet kan ontsnappen aan de gewelddadige zondebok-cultuur waarin hij en zijn Thebaanse onderdanen gevangen zitten. Hij kan niet ontsnappen aan de rol die koningen, machthebbers, scheidsrechters … altijd opnieuw moeten spelen in tijden van crisis. Vroeg of laat worden zij de zondebok waar het volk alle frustraties op kan/moet/wil afwentelen. Dit kan enkel als iedereen echt gelooft dat de zondebok de schuldige is. De enige manier om aan dit wrede (nood)lot te ontsnappen, is erin slagen de massa een andere zondebok aan te wijzen – een strategie die tot op vandaag menig heerser uit zijn mouw weet te schudden, en wat Oedipus ook probeerde te doen. Hij beschuldigde eerst Tiresias van medeplichtigheid aan de moord op koning Laius en daarna Creon die hij ervan verdacht hem uit de weg te willen ruimen om zijn plaats in te nemen. Zonder succes echter, Tiresias én Creon konden het tij bijtijds doen keren.

Of is het nog allemaal veel erger? Er is – zoals ik hierboven aantoonde – de mogelijkheid dat heel wat Thebanen wisten dat Oedipus de moord op Laius had gepleegd en mogelijkerwijs wisten zij zelfs dat hij en Iocaste incestplegers waren. Zou het kunnen dat de Thebanen of hun priesters en zieners hun koning als potentiële zondebok of pharmacos achter de hand hielden?

Merkwaardig is dat wanneer Oedipus Creon beschuldigt hem van de troon te willen stoten, hij Oedipus duidelijk maakt waarom hij absoluut geen (alleenheersende) koning zou willen zijn:

Creon
Bedenk eerst dit: meent gij dat iemand liever
met angst alleen regeert dan rustig slaapt
in het besef, dat hij deelt in de macht?
In mijn aard ligt het niet, méér te verlangen
koning te zíjn dan koninklijk te leven.
Dat doet geen mens die nuchter is en wijs.
Nu krijg ik alles van u, zonder vrees;
zelf koning zou ‘k veel doen met tegenzin.
Hoe zou het koningschap mij liever zijn
dan macht en aanzien vrij van zorg en leed?
Ik ben nog niet zo blind, dat ik iets méér
verlang dan wat met ere voordeel geeft.
Nú mag mij iedereen, groet elkeen mij,
nu vragen míj, die iets van u verlangen,
want daarin ligt hun beste kans op slagen.
Hoe zou ik dit prijsgeven voor dat and’re?
Wie bij verstand is, wordt niet zomaar slecht!

Het lijkt erop dat Creon maar al te goed beseft dat de koning vandaag de held is, maar morgen de zondebok!

Wil Sophocles dat zijn toeschouwers inzien dat er iets niet klopt in die jacht op een schuldige? Koning Oedipus doodde zijn vader, en verwekte daarna kinderen bij zijn eigen moeder, maar zonder dat hij dat wilde, onwetend. Verdiende hij wel zo gestraft te worden door de wrede manipulaties van het noodlot? Meer nog, hij vluchtte opzettelijk van zijn (vermeende) ouders weg om hen en zichzelf dat wrede lot te besparen. Dat is eigenlijk net zo met alle personages. Iocaste en Laius willen hun baby doden om zelf aan het wrede lot van het orakel te ontsnappen; de herder die de boreling wegbracht, gaf hem aan een andere herder uit medelijden; enz. Maar net al die goedbedoelde daden bepaalden het tragische levenslot van Oedipus. Of zoals de filosoof Friedrich von Schelling over deze tragedie schreef: “Dit is het hoogst denkbare ongeluk, door het lot schuldig gemaakt te worden zonder echte schuld.” – Filosofie van de kunst (1802 – 1803).

Sophocles toont bovendien niet dat het volk of de leiders of de priesters Oedipus straffen, we weten niet wat de ‘godspraak’ zal zijn die over hem zal worden uitgesproken. Maar nog voor dit vonnis valt, hangt Iocaste zich op en steekt Oedipus zich de ogen uit – was hij niet voordien ziende blind? Hij doet dus wat Tiresias had voorspeld! Oedipus wil, eist dat de straf van het orakel wordt uitgevoerd: hij moet worden verbannen of gedood omdat hij zich verantwoordelijk acht voor de ellende van zijn volk, de orakels hadden gelijk, hij zag geen andere keuze – hij wilde zelf springen in die afgrijselijke afgrond van duisternis en dood! Maar dat toont – paradoxaal genoeg – aan hoe goed hij wil zijn als koning: zijn verbanning zal zijn volk bevrijden van de pest.

Maar Creon, de nieuwe machthebber, wil de beslissing om Oedipus te verbannen (of te doden) niet nemen. Er is op het einde van het toneelstuk een discussie hierover met de blinde Oedipus. Is dit een eerste test voor de nieuwe heerser? Verbant Creon Oedipus, dan doet hij net wat de vorige, afgezette heerser wil, en maakt hij van hem zelfs een held! Maar dan is hij net dezelfde soort heerser, een eer waarvoor hij eerder in het toneelstuk bedankte. Zijn oplossing: hij zal eerst (nogmaals) het orakel raadplegen, en dat is minstens een manier om tijd te winnen. Het laatste wat hij zegt, is een letterlijke sneer naar het koningschap van Oedipus: 

Creon (tegen Oedipus)
Wil niet in alles baas zijn!
Toen gij het waart is u de winst daarvan niet bijgebleven.

Is het toneelstuk meteen een oproep om een ander soort koningschap? Een pleidooi voor een democratischer bestuur? En dus ook geen zondebokcultuur meer? Sophocles lijkt in elk geval zijn publiek ervan te willen overtuigen dat Oedipus het slachtoffer werd van zijn koninklijke overmoed of hybris. Oedipus was het hele toneelstuk door een alleenheerser die (‘in alles baas’), zonder overleg met onderdanen, vrienden of familieleden, een crisissituatie wilde oplossen, overtuigd dat de goden hem (persoonlijk) een oplossing zouden influisteren – dacht hij een godenzoon te zijn?

Seksualiteit en begeerte

De eindzang van het koor mag dan wel oproepen om medelijden te hebben met het afschuwelijk lot van koning Oedipus: ‘zo ziet gij dan Oedipus (…) hoe hij in een vloed van onheil en van rampen onderging!’ Blijft natuurlijk dat Oedipus zijn vader doodde en met zijn moeder trouwde en kinderen verwekte. Vadermoord en incest mochten dan wel zonder de pest en Oedipus’ zoektocht naar de waarheid onopgemerkt gebleven zijn, wij mensen blijven ze hoogst immoreel en afschuwwekkend vinden. Zelfs al zijn er in dit concrete geval van vadermoord verzachtende omstandigheden in te roepen, die ik hierboven al opsomde. Om ze in moderne rechtstermen samen te vatten: Oedipus handelde zonder voorbedachten rade en doodde zijn vader waarschijnlijk uit wettige zelfverdediging. Maar dat maakt het feit dat deze fatale gebeurtenis reeds bij of vóór de geboorte van Oedipus werd voorspeld niet minder merkwaardig en fascinerend.

Het levenslot dat Oedipus zelf voorspeld werd als jonge man, is nog veel afschuwelijker: ‘dat (hij) beschoren was geslachtsverkeer te hebben met (zijn) moeder, kroost te telen, ondraag’lijk om voor mensen aan te zien, en moordenaar te zijn van eigen vader!’ Het orakel dat Oedipus in Delphi te horen kreeg, stamt uit een eeuwenoud verhaal uit de Griekse mythologie, vele eeuwen ouder dan het toneelstuk van Sophocles, dus. Maar die gruwelijke voorspelling fascineert tot op vandaag de mensheid. Niet alleen bleven en blijven toneelgezelschappen in elk tijdperk en overal ter wereld dit toneelstuk opvoeren dat Sophocles hierover schreef. Sigmund Freud maakte er in het begin van de twintigste eeuw een belangrijke bouwsteen van voor zijn psychoanalyse: het oedipuscomplex. Carl Gustav Jung zou er een vrouwelijke pendant bijvoegen, genoemd naar een andere Griekse mythe: het elektracomplex.

René Girard, die in God en geweld (1972) de manke redeneringen van Freuds oedipuscomplex overtuigend blootlegt, ziet in het orakel (én het oedipuscomplex) vooral een verwijzing naar de fundamentele aard van de mens die leidt naar dodelijk geweld. Mensen zijn imiterende wezens. Op die manier leren wij spreken en denken. Maar ook in onze begeerte imiteren wij anderen. Wij verlangen onbewust steeds naar wat anderen veraf en dichtbij begeren. Girard noemt het: mimetische begeerte. Maar net daardoor kunnen wij, als de objecten van onze verlangens schaars zijn (eten, drinken enz.) of uniek (de man of vrouw die wij als partner begeren bijvoorbeeld) in conflict geraken met die anderen. Omdat die rivaliteit leidt naar geweld, hebben mensen die met elkaar samenleven, wetten en regels met elkaar afgesproken – die nog steeds worden bijgeschaafd – om deze mimetische begeerte te beteugelen of in elk geval in goede banen te leiden. Zo moeten jonge mannen leren dat ze niet alle verlangens van hun vaders (en andere mannen) mogen imiteren en jonge vrouwen niet alle verlangens van hun moeders (en andere vrouwen). En omgekeerd! Overtreed je die grenzen, dan raak je vroeg of laat met je rivaal in een strijd verwikkeld op leven en dood. Het is de fundamentele angst voor die ongebreidelde mimetische begeerte en het daaruit vloeiende geweld waarvoor in het orakel wordt gewaarschuwd. De mythe en het onderliggend incest-taboe – tot op vandaag in (strenge) wetten en regels gegoten – was een belangrijke levensles voor elk lid van het Griekse volk waar Sophocles toe behoorde, en blijft dat elke generatie opnieuw voor elke nieuwe mens op aarde. Het is daarom waarschijnlijk geen toeval dat wanneer het toneelstuk begint er een groep van jonge mensen op het toneel aanwezig is: een ‘nieuw geslacht’. Zij zijn het die Oedipus aanspreekt en die hij belooft te zullen helpen:

Gij nieuw geslacht van de aloude Kadmos,
waarom zit gij daar op die treden neer
getooid met takken van de smekeling?

Joost Dancet
met dank aan:

  • Marianne – steeds weer opnieuw mijn kritische lezer van het eerst uur,
  • Katrien Olivier, Koen Vandendriessche, Danny Van De Velde – mijn oud-collega’s en vrienden die steeds opnieuw bereid waren om verschillende versies van mijn analyse te lezen én kritische commentaar te leveren. Het was Danny die me wees op de interpretatie van Rudolf Boehm.
  • de Girardstudiekring die dit toneelstuk op hun programma plaatste en in het bijzonder de inleiders en de deelnemers aan de seminaries die voor heel wat interessante visies zorgden die deze analyse mee kleur hebben gegeven.

Voetnoten

[1]
De oorspronkelijke titel van het toneelstuk is ΟἰδίπουςOedipus. De titel Οἰδίπους Τύραννος (uitspraak tírannos) – Oedipus koning of letterlijker Oedipus tiran is van latere datum.
Oedipus Rex (Wikipedia)

[2]
 “Vooral in de 7e en 6e eeuw v.Chr. werden vele Griekse stadstaten door tirannen geregeerd. Oorspronkelijk had de term tiran niet de negatieve connotatie van dwingeland die deze later vanaf de democratisering in de 5e eeuw v.Chr. geleidelijk heeft gekregen.” 
Tiran (Wikipedia)

[3]
“De Griekse polis Athene, bestaande uit de stad Athene en het omliggende gebied Attika, stond tussen 508 v.Chr. en 322 v.Chr. onder direct democratisch bestuur. Deze Atheense democratie geldt nu als de oudste democratie ter wereld.”
Atheense democratie (Wikipedia)

[4]
‘There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy.’ Shakespeare, Hamlet.

[5]
Vandaag is het makkelijk om grote leeftijdsverschillen tussen gehuwde mannen en vrouwen te achterhalen via het internet – Een lijstje (Wikipedia). Veel moeilijker is het om die vast te stellen in lang vervlogen tijden. Ten tijde van Sophocles weet men blijkbaar over meisjes: “Haar bestaan heeft geen belang dan door het huwelijk, dat meestal plaatsvond tussen haar vijftiende en achttiende levensjaar.” Maar de geschiedenis die Sophocles hier vertelt, speelt zich eeuwen daarvoor af … Bronnen hebben het dan bv. over roofhuwelijken (je ging op jacht en nam een vrouw mee van een naburige stam), over een machthebber die zijn eigen zus trouwt …
Vrouwen in het oude Griekenland (Wikipedia)

[6]
René Girard schreef – voor zover ik weet – geen (detail)analyse van het toneelstuk. Mijn lezing geïnspireerd op zijn ideeën biedt – denk ik – echter wel een zinvol antwoord op de zogenaamde ‘onlogische elementen’ die Piet Gerbrandy meende te bespeuren toen hij Koning Oedipus besprak. Wat alleen maar pleit voor de superieure, intelligente plot die Sophocles meer dan 24 eeuwen geleden bedacht en waarmee hij blijkbaar ‘slechts’ de tweede prijs won in de toneelwedstrijd waaraan hij toen deelnam.
“Volgens classicus Piet Gerbrandy bevat het toneelstuk enkele ‘onlogische elementen’. Zo heeft Iocaste nog nooit opgemerkt dat de man met wie zij het bed deelt misvormde voeten heeft. Omdat de moord op Laius niet wordt opgelost breekt een epidemie uit, maar wel erg lang na de moord. Daarnaast zijn er enkele onwaarschijnlijke toevalligheden. De bode uit Korinthe is de man die Oedipus als baby aan Polybus heeft gegeven en de enige die de vechtpartij waarbij Laius omkwam heeft overleefd is de herder die de opdracht kreeg om Oedipus als baby te doden.”
Koning Oedipus (Wikipedia)

Verder presenteerde de Duitse filosoof Rudolf Boehm (1927 – 2019) – zonder overigens enige verwijzing naar de hypotheses van René Girard – een lezing van Koning Oedipus waarin hij aantoont dat meerdere personages op de hoogte waren van de waarheid omtrent de moord op Laius en de incest van Iocaste en Oedipus: Tragiek: van Oedipus tot Faust (2001, vertaling 2009), blz. 9 – 39.

[7]
“Pharmacos: (Grieks: φαρμακος) – Mensen uit het Oude Griekenland die fungeerden als zondebokken. Ze zijn vooral bekend uit Athene. Ze werden gedurende een geruime tijd door de staat onderhouden, maar wanneer de polis door een ramp (bijvoorbeeld een epidemie zoals de pest) werd getroffen, werden ze geofferd om voorspoed af te dwingen.” Wikipedia
– Meer info: Pharmakos (Britannica)
Rene Girard over pharmakoi in I See Satan Fall Like Lightning.

[8]
Zondebok (Girard studiekring)

[9]
Was Oedipus waarlijk de moordenaar van Laius? Sophocles lijkt in elk geval verwarring te willen zaaien! Het klopt in elk geval niet met het orakel, dat het heeft over moordenaars in het meervoud. Karl Harshbarger merkt in een artikel uit 1965 op dat Oedipus een kapitale fout maakt wanneer de enige getuige van de moord op het toneel verschijnt. Die herder beweerde jaren geleden dat koning Laius werd gedood door een bende. Oedipus roept de getuige op omdat zijn getuigenis hem kan vrijpleiten, maar hij ondervraagt de man hierover niet! Hoe komt dat? Het is blijkbaar dezelfde herder die hem als vondeling aan een herder uit Korinthe gaf. Verbijsterd vraagt Oedipus hem enkel uit over de afkomst van de baby en hij blijkt het kind van Laius en Iocaste te zijn. Die onthulling doet hem vergeten naar de omstandigheden van de moord op Laius te vragen. In zijn essay probeert Harshbarger de ware moordenaars te ontmaskeren. Hij exploreert een verrassende denkpiste: het koor. Verrassend omdat hij zijn essay schreef voor René Girard zijn hypotheses over het zondebokmechanisme wereldkundig maakte.
Karl Harshbarger, Who Killed Laius? (1965)

In tegenstelling tot Karl Harshbarger denk ik dat de herder Oedipus zou hebben aangeduid als moordenaar, vandaar dat ik hierboven in mijn analyse schrijf: “Hij had (waarschijnlijk) het verhaal van de moord aangedikt: de koning en zijn vier volgelingen zouden door een bende zijn aangevallen. Toen hij Oedipus niet lang daarna zag en herkende, vroeg hij Iocaste om terug als herder naar een verafgelegen gebied te worden gezonden. Iocaste was toentertijd niet gealarmeerd door die vraag. Ze dacht waarschijnlijk dat haar dienaar getraumatiseerd was door de moordaanslag.”
Het tekstfragment waarop ik mij baseer komt uit de 2de akte:

Iocaste 
O neen – toen hij, van ginds teruggekeerd 
u aan de macht zag, na de dood van Laius, 
smeekte hij mij met aanraking van hand 
hem naar de weiden op het land te sturen, 
zo ver als moog’lijk was uit het gezicht 
van onze stad. Ik liet hem daarheen gaan: 
als slaaf had hij nog groter gunst verdiend.

Ik denk dat René Girard ook gelooft dat de herder zijn oorspronkelijk verhaal zou hebben gewijzigd en Oedipus als moordenaar zou hebben aangewezen – zij het met een andere argumentatie. In zijn analyse focust Girard vooral op de confrontatie tussen Oedipus en Tiresias. Nadat hij vier pagina’s lang wijst op allerlei – bijzonder interessante – teksteigenaardigheden, schrijft hij:
“Onvermijdelijk duikt een vreemd en bijna fantastisch idee op. Als we de getuigenissen die zich in het tweede deel van de tragedie tegen Oedipus opstapelen even opzij schuiven, dan kunnen we ons indenken dat de conclusie van de mythe helemaal niet een waarheid vertolkt die uit de hemel neerdaalt om de schuldige neer te bliksemen en alle mensen te verlichten. Neen, het is niet meer dan de gecamoufleerde overwinning van één partij op haar tegenstanders, de triomf van één polemische interpretatie op haar rivaal, de gemeenschap die krediet verleent aan één versie van de gebeurtenissen, zoals ze eerst alleen door Tiresias en Creon wordt voorgesteld, en die pas door Jan en Alleman wordt overgenomen wanneer ze de waarheid van de mythe is geworden.”
René Girard, God en geweld, p. 80 (in vetjes mijn aanpassingen van de vertaling op grond van de originele tekst).

[10]
René Girard is genuanceerder:
“De zondebokken genezen natuurlijk niet de werkelijke epidemieën, noch de droogtes, noch de overstromingen. Maar de belangrijkste dimensie van elke crisis is, zoals ik al zei, de wijze waarop zij de menselijke betrekkingen aantast. Er komt een proces van slechte wederkerigheid op gang dat zichzelf in stand houdt en geen externe oorzaken nodig heeft om door te gaan. Zolang de externe oorzaken zich doen gelden, een pestepidemie bijvoorbeeld, zijn de zondebokken niet werkzaam. Zodra daarentegen deze oorzaken ophouden een rol te spelen maakt de eerste de beste zondebok een eind aan de crisis door de tussenmenselijke naweeën te doen verdwijnen door de projectie van alle boosaardigheid op het slachtoffer. De zondebok werkt slechts in op de menselijke betrekkingen die verbroken zijn door de crisis, maar wekt de indruk ook in te werken op de externe oorzaken, de pestepidemieën, de droogtes en andere objectieve rampen.”
René Girard, De zondebok, blz. 57 – 58.

[11]
René Girard, God en geweld, blz. 317 – 318.

Geraadpleegd

Frederick Ahl, An Anonymous Namer, uit Sophocles’ Oedipus: Evidence and Self-Conviction, 1991, herdrukt in Mark Anspach (red), The Oedipus Casebook, 2020.
Mark R. Anspach, Imitating Oedipus, in Oedipus Unbound (red. Mark R. Anspach), 2004, herdrukt in The Oedipus Casebook (red. Mark R. Anspach), 2020.
Rudolf Boehm, Tragiek: van Oedipus tot Faust (2009, origineel 2001), blz. 9 – 39.
Michael Elias, Mankepoot zondebok, 2022 – essay voor de Girard Studiekring.
René Girard, God en geweld (1993 – origineel 1972)
René Girard, De zondebok (1986 – origineel 1982)
René Girard, Oedipus Unbound (red. Mark R. Anspach), 2004
R. Drew Griffith, Oedipus Pharmakos? Alleged Scapegoating in the Play – het derde hoofdstuk uit The Theatre of Apollo. Divine Justice and Sophocles’ ‘Oedipus the King’, 1996 – kritiek op de visie van René Girard, Jean-Pierre Vernant, Jane Harrison, Sandor Goodhart, Karl Harshbarger, Frederick Ahl …
Karl Harshbarger, Who Killed Laius? (1965) – herdrukt in The Oedipus Casebook (red. Mark R. Anspach, 2020.
Peter T. Koper, Originary Insight in ‘Oedipus Rex’ (met mijn vertaling van de belangrijkste alinea’s in het Nederlands) uit “Reasons” as Deferral: The Dramatization of Argument in ‘The Eumenides, 2007.


Essays over identiteit, nabootsing en geweld
Inhoudsopgave ➠